zondag 25 juli 2010

USA: California (North Coast & Sonoma)


Toen er in1848 goud werd gevonden in Californië kreeg het al snel de bijnaam “golden state”. Maar het goud is al lang op; de staat is failliet. Je zou het zo niet zeggen trouwens als je ziet hoe de bewoners hier nog steeds volop lijken te genieten van het goede leven. De ene helft van de bevolking lijkt ruimschoots genoeg inkomsten te hebben om het te spenderen aan teveel eten, talloze tattoos en lawaaiige pick-up trucks/hummers.
De andere helft besteedt het liever aan de personal trainer om vervolgens het ‘fashionably skinny’ lijf in de modernste designer outfit te hullen en soepel in de sportauto te springen.
Wij zaten er deze week zo’n beetje tussenin. We zwoegden op onze goedkope Walmart fiets door de wijngaarden naar de vele “castello’s” en “villa’s” om daar samen met de ‘wine snobs’ mee te doen aan de wijnproeverijen. Als het even kon kozen we een wijnhuis uit dat op een heuvel lag zodat we het wat makkelijker hadden als we met de alcohol in de benen (ik vertik het nog steeds om wijn na het proeven uit te spugen) terug naar de camping fietsten.

Daar aangekomen bevonden we ons dan weer tussen de gezinnen waarvan de tientallen kinderen zelfs al 20 kilo te zwaar waren. Op een bepaalde manier was het ook wel gezellig: het gelach en geschreeuw werd overstemd door een mix van hard-rock, country en latin muziek en de lucht was rokerig van het verschroeide vlees. Het was een ‘communal’ camping en daar is toch altijd iets mee waardoor het ongetwijfeld idealistische uitgangspunt verloedert. Zo’n gezamenlijke verantwoordelijkheid werkt gewoon niet. De communal camping bij Healdsburg wordt beheerd door de Pomo indianen. Het is natuurlijk een mooie inkomstenbron en werkgelegenheidsprojekt voor zo’n gemeenschap maar het lijkt erop dat er veel interesse is voor banen zoals ‘security’ en ‘camphost’ maar dat er voor het onderhouds/schoonmaakwerk geen animo is.


De rit van Oregon via de kust, door de redwoods naar de ‘valleys’ was zo mooi en vooral zo afwisselend dat we ons nauwelijks kunnen voorstellen dat we hier pas ruim een week zijn. De noordkust heeft door de jaren heen vaak dienst gedaan als decor voor films en dat ligt niet alleen aan de nabijheid van Hollywood. Het is er ‘picture perfect’ zoals ze dat noemen.
De dikke laag bladeren en het mos in de bossen met gigantische sequoia bomen dempen ieder geluid; het is er onwerkelijk stil. Als je er lang loopt slaat je fantasie op hol en verwacht je ieder moment elfjes of één van Steven Spielbergs –saurussen uit Jurassic Park te zien.



We hadden het er juist over gehad dat het volgend jaar vast ook wel weer heel fijn is om ‘gewoon’ naar Frankrijk of Toscane te gaan want dat is ook uniek en niet te evenaren mooi dachten we. En toen reden we het Sonoma gebied binnen en moesten we prompt onze mening bijstellen. Je waant je in Zuid Frankrijk of de wijngebieden van Italië, compleet met oleanders, cypressen en ‘Toscaanse’ villa’s. Het is iets ruimer, geaccidenteerder en natuurlijker waardoor niet alleen sommige wijnen die hier gemaakt worden het winnen van de Europese maar het landschap zelf ook de overzeese gebiedsdelen naar de kroon steekt.

Voor meer foto’s zie: http://wereldreis2010.phanfare.com

zaterdag 17 juli 2010

USA: Oregon


Het is dat we geen winterkleren bij ons hebben anders waren we graag nog een poos gebleven in Oregon. De bewoners zijn met recht trots op hun prachtige staat. Wij bleven voornamelijk langs de kust en daar had je al meteen een groot verschil met de andere Amerikaanse staten: er mag daar niet gebouwd worden. Het hele kustgebied is benoemd tot natuurgebied en bestaat uit een aaneenschakeling van State Parks. De Route 101 loopt voor een groot deel parallel aan deze ongerepte kustlijn waardoor het uitzicht vanuit de camper betoverend is .
Veel mooier is het om er fietsend, paardrijdend, wandelend etc van te genieten (zwemmend of surfend schijnt niet te kunnen want dat hebben we niemand zien doen) maar dan is het raadzaam je te kleden alsof je gaat skieën. De harde wind uit het noord-westen komt rechtstreeks uit Alaska en is boven de Pacific nauwelijks ontdooid voordat hij aan land komt.


We hebben de kou natuurlijk wel getrotseerd bijvoorbeeld om de kolonie zeeleeuwen bij Cape Arago te zien en de duizenden pelikanen en meeuwen die bij Rockaway Beach foerageren.



De “Beach Bill uit 1967” die projektontwikkeling langs de kust verbiedt is niet het enige unieke aan Oregon. Er is hier ook geen ‘state tax’; dat venijnige percentage bovenop het prijskaartje waardoor het bedrag dat je af moet rekenen altijd tegenvalt. Tijdens onze reis willen we toch redelijk binnen ons budget blijven dus was Oregon een mooie plaats om de wel heel summiere camperuitrusting aan te vullen. Bij mijn absoluut favoriete winkel in de US: de ‘Dollar Tree’ was dus nu echt elk artikel zowel netto als bruto 1$.

Ook in andere opzichten is Oregon anders dan andere staten: ze gaan progressief om met zaken als homo huwelijk, euthanasie en milieubescherming. Dat laatste geeft ze de bijnaam ‘treehuggers’.

Inmiddels zijn we helemaal ingevoerd in het RV-park-jargon. We weten wanneer we een ‘full hookup’ nodig hebben of wanneer een ‘primitive site’ voldoende is. Die ‘full hookup’ (met een aansluiting voor electriciteit, water, riolering en TV per camper) plaatsen zijn vaak al ingenomen door de hele grote campers (denk aan groter dan de bussen of vrachtwagens bij ons). Uiteraard zit daar een TV aan boord, maar ook een (af)wasmachine, wasdroger, jacuzzi, vloerverwarming en airco. Om toch nog het gevoel te krijgen dat ze aan het kamperen zijn zitten ze ’s avonds buiten bij een zelfgestookt vuurtje.

Wij doen het ondertussen noodgedwongen een stuk primitiever. Een van de dakjes is eraf gewaaid en na een noodstop voor een plots overstekende hond is de watertank lek geslagen. Water gutste door de hele camper totdat het op was. En omdat het weekend is zullen we moeten improviseren totdat er iemand met professioneler gereedschap dan dat van de “Dollar Tree” beschikbaar is.

Voor meer foto’s zie: http://wereldreis2010.phanfare.com

maandag 12 juli 2010

USA: Washington state


De koosnaam van Washington state is ‘evergreen state’. Die naam heeft het te danken aan de grote variatie in biodiversiteit. Er zijn uitgestrekte bossen, unieke wetlands, eindeloze witte stranden, duinen en bergen, weilanden vol bloemen en zelfs omvangrijke regenwouden. Maar alles heeft z’n prijs: het regent er ruim 300 dagen per jaar. Heel even overwogen we om zuidwaarts te rijden om de zon op te zoeken maar de wetenschap dat het klimaat waarschijnlijk niet zo snel verandert dat het tijdens ons leven hier nog eens een zonovergoten oord gaat worden weerhield ons ervan. We zijn hier nú dus we gaan er nú van genieten. Zo tussen de ‘drizzle’ buien door konden we prima fietsen en golfen (en dat schijnt toch al een ‘all weather sport’ te zijn).

Net als in Zuid Afrika hebben we weer een camper gehuurd alleen is deze een slag groter. Het was de kleinste die we konden vinden en dan nog voelen we ons bijna vrachtwagenbestuurders. Maar vergeleken met de enorme joekels die je hier rond ziet rijden hebben wij een soort kabouterhuisje. Veel van die tig-tonners zijn ook alleen tijdelijke onderkomens voor vakantievierders maar er zijn ook tienduizenden families die er permanent in wonen en rondtrekken. Ze zijn lid van diverse clubs en spreken dan met de leden van zo’n club af om elkaar op bepaalde campings te ontmoeten. Daar staan ze dan een paar dagen of weken totdat ze weer vertrekken naar hun volgende vrienden/buren kring. Vaak zijn het stellen die met pensioen zijn en we waren verbaasd te vernemen dat die pensioenleeftijd voor heel wat mensen vrij jong begint. Militairen met 40 jaar, leraren met 50 en andere ambtenaren met 55 jaar. Er zitten ook veel zelfstandige ondernemers tussen die ‘binnen’ zijn en boeren die hun land voor veel geld hebben kunnen verkopen. Hun kinderen studeren of werken vaak elders in het land dus daar hoeven ze niet voor thuis te blijven.

De camping annex golfbaan waar we gister stonden was zo’n club-reünie plek. In dit geval van Friezen die vroeger met hun emigrerende ouders mee naar Amerika gekomen zijn. Mijn Friese afkomst was aanleiding om ons meteen helemaal in de club op te nemen; er was geen ontkomen aan. We werden bestookt met vragen, goede adviezen en vooral véél eten. En de kilo’s die we in Azië kwijt zijn geraakt vliegen er hier toch al zo makkelijk weer aan met al die giant-size verpakkingen lekkers. De stemming werd helemaal nostalgisch toen we ’s avonds bij het kampvuur Friese liederen zongen; “smûk skaedzjend beamtegrien oeral yn’t rûn” en zo.
Amerikanen zijn over het algemeen ontzettend trots op hun land en deze eerste generatie immigranten waren geen uitzondering. De meesten woonden in Oregon en dat vonden ze verreweg de mooiste staat: “it is just drop dead gorgeous you know”. Terwijl ze vertelden werd ons duidelijk waar Oregon ligt en begrepen we ook meteen waarom onze kaarten van Washington en Californië niet op elkaar aansluiten: er ligt nog een staat tussen…

Het wereldkampioenschap voetbal leeft hier nauwelijks tot niet. Als wij erover beginnen wensen ze ons op een hartelijke toon sterkte en succes maar dat komt meer door hun algemene vriendelijkheid dan door hun interesse voor voetbal. We zitten altijd alleen voor de tv te kijken. Na ons verlies vandaag zijn we naar Cape Disappointment gereden, dat leek ons wel toepasselijk. Toen we aan de balie medewerker van de camping uitlegden dat we ook ‘disappointed’ waren omdat we van de Spanjaarden hadden verloren reageerde hij met: ‘there must have been some kind of game then?’. Van voetbalkoorts is hier dus niet echt sprake zeg maar. Nou ja, die van ons is inmiddels ook behoorlijk afgezwakt.

In Washington hebben we de ‘route 101’ opgepakt die dit kwartaal onze voornaamste leidraad zal zijn. Bij Seattle (waar o.a. de hoofdkantoren van Microsoft, Boeing en Starbucks gevestigd zijn) was het nog razend druk op de weg maar even verderop konden we rustig toeren. En al die tijd was de Mount Rainier (14.500 feet hoog) een onwezenlijk baken in de verte.

Voor meer foto’s zie: http://wereldreis2010.phanfare.com

dinsdag 6 juli 2010

Canada: British Columbia & Vancouver Island

Helderblauwe gletsjermeren, overal bomen en bergen met besneeuwde toppen in alle windrichtingen; zodra je dat ziet en die prikkelend frisse lucht ruikt hoef je het bord “Welcome to Canada” al niet eens meer te lezen om te weten waar je bent. We hadden veel gehoord over het natuurschoon van Vancouver Island dus het zou eigenlijk alleen nog maar tegen kunnen vallen maar het voldeed precies aan de verwachtigen: het is een plaatje. Raar misschien maar tegelijkertijd was het minder indrukwekkend dan wat we de afgelopen tijd gewend waren. Deze kant van de wereld is natuurlijk veel bekender voor ons, we spreken de taal en herkennen de manier van doen. Alles is goed geregeld en één telefoontje of muisklik is genoeg om uit te zoeken wat je wilt weten. Het is mooi, prettig en comfortabel maar/dus(?) minder spannend.

Misschien dat de Canadezen daarom zo gek zijn op ‘adventure’ sporten. In Whistler kun je zelfs nu nog skieën/snowboarden of met een mountainbike de skihellingen af fietsen. Ook wildwatervaren, bergbeklimmen en deltavliegen zijn hier erg populair. Mijn moeder reisde dit deel van de trip gezellig met ons mee dus wij hebben de wat minder heftige aktiviteiten gekozen. We voeren met de vele ferries tussen de eilanden door en fietsten over voormalige treinsporen. Wat dan wel weer handig is in zo’n hoog ontwikkeld land is dat het geen enkel probleem is om een electrische fiets voor mijn moeder te huren. Het viel nog helemaal niet mee om haar heuvelopwaarts bij te houden. Ver voor ons hoorden we dan het zwakke excuus: “ja maar hij gaat niet langzamer dan zo”.

Net als in Amerika zijn in de steden en dorpen de straten breed en van asfalt, de commerciële gebouwen groot en van beton en de huizen elegant en van hout. Bij alles wat voor 1950 gebouwd is staan grote borden met “Historic site”. Victoria vonden we het gezelligst. Er staan mooie koloniale gebouwen en de haven en de Fishermen’s Warf zijn sfeervol.












Op Vancouver Island kun je prachtige wandelingen langs de kust maken. Wij liepen de Sooke East coast trail. Onderweg zagen we otters, herten en veel vogels wat ons ‘game ranger gevoel’ weer even helemaal terug bracht. Het was een mooie afsluiter geweest als ik hier had kunnen beweren dat we daar ook een beer zagen. Na de vele waarschuwingsborden “beware, you are in bear country” hadden we er eigenlijk heel erg op gehoopt. We zágen wel een beer maar dat was vanuit de auto. Hij scharrelde zo’n beetje naast de weg en leek helemaal niet op de woeste afbeeldingen van de waarschuwingsborden. Eigenlijk had hij best een guitige kop en zag er heel knuffelbaar uit. Maar ja, ik mocht van m’n moeder de auto niet uit…